Presb. -- , I. 1492-1493 (1492-1493) Den Bosch (Heer) Wouter Bloyman, Bloymans, was een zoon van Henric, zoon van Henric Henrics Bloyman. Volgens een zeventiende-eeuwse stamboom zou zijn overgrootvader Henric Bloyman wapendrager zijn geweest. Dit is echter onwaarschijnlijk en zo ook de conclusie van de vervaardiger van de stamboom "dat hier blijckt dat die van Bloymans Dinther heeten, gelijck sij oock het waepen voeren ende den naem Bloymans bij adoptie hebben". Waarschijnlijker is dat de familie Bloyman simpelweg uit Dinther kwam. Wouters overgrootvader Henric overleed vóór 1425. Zijn grootvader Henric was waarschijnlijk driemaal getrouwd. In 1425 en 1439 wordt hij genoemd als man van Lysbeth Henricx van Bruessel. Later wordt hij vermeld als haar weduwnaar. In 1447 was hij getrouwd met Henricxke, dochter van Gerit Kepken (zie nr.215), en in 1463 beloofde een zekere , weduwe van Henric Bloyman, naar aanleiding van het testament van Marten der Kynder aan diens weduwe om een bedevaart te zullen ondernemen namens de overleden testateur. Volgens een akte uit 1452 had grootvader Henric toen een natuurlijke dochter Jacoba bij Geertruyt, natuurlijke dochter van wijlen heer Jan vanden Eel uit Dinther (nr.98). Wouter had verder een oudoom Claes die in Hintham woonde en molenaar was. Claes was getrouwd met een zekere Lysbeth en maakte al op 20 juli 1439 zijn testament. Zijn weduwe was in 1448 getrouwd met Peter Peter Reyners van Vucht. 1) Wouters vader Henric (die Jonghe) was getrouwd met Katherijn, dochter van Henric van Aerle en van Lysbeth, dochter van Lysbeth Michiels van Breda. Wouters vader wordt in 1459 genoemd als trip- of leestmaker (calapodifex). Hij had de stand van clericus en fungeerde omstreeks 1455 als meester van de St.Joriskapel en als wasmeester van de boogschutters. Van 1459 tot zijn dood in 1478 was hij tevens absent rector van de kosterij van Dinther. Wouter resigneerde in dat jaar de kosterij in handen van deken en kapittel van de St.Jan. Volgens een akte uit 1484 had Henric toen twee natuurlijke kinderen, Jacop en Jacopken. De laatste was getrouwd met Willem Jans vanden Grave die een natuurlijke dochter Geertruyt had. Henric had behalve Wouter ook nog zeker drie wettige kinderen: Henrick, Aleyt en Jan. Aleyt bleef ongetrouwd leefde nog in 1492. Haar broer Jan trouwde met Jenneken, dochter van Dirck Hagens of Hagemans (alias vander Steenvoort). Jennekens moeder was Heilwich Dirckx Kepken van Geffen, zuster van Ponthenier Kepken (zie nr.215). 2)
Jan had een zoon Henrick die getrouwd was met Katherijn, dochter van Marcus, zoon van Gerit Celen (zie nr.214). Hun zoon meester Henrick Bloeymans was heer van Helvoirt en tussen 1546 en 1583 vele malen schepen van Den Bosch. Hij had in Orléans gestudeerd en was getrouwd met Lysbeth Lombarts van Enckenvoirt (zie nr.112). Meester Henrick schreef naast een kleine gezinshistorie in de trant van die van Goyart Groetart (nr.151) ook de Justificatie voor den goeden borgeren der stadt van tsHertogenbossche die in de vorige eeuw opnieuw werd uitgegeven door Hermans. Hierin beschrijft hij onder meer vanuit zijn katholieke standpunt de gebeurtenissen ten tijde van de beeldenstorm (1566) en het schermersoproer (1579). Zijn verhouding tot het centrale gezag was niet altijd even goed geweest. In 1568 was hij nog beschuldigd van sympathieën voor Willem de Zwijger en werd hij door soldaten van het Spaanse garnizoen van Den Bosch van zijn kasteel Zwijnsbergen in Helvoirt gehaald en op hardhandige wijze naar Den Bosch gesleept waar hij gevangen werd gezet. Naar eigen zeggen had hij ten gevolge hiervan in 1579 nog "verdorven dicke beenen". In 1577 trad hij namens Den Bosch echter toe tot de unie van Brussel, waarna hij als gedeputeerde van Den Bosch in de Staten van Brabant te Antwerpen steeds de belangen van de conservatieve partij behartigde. Meester Henrick overleed op 13 april 1584 en werd in de St.Jan begraven. 3)
De notaris Wouter Bloyman werkte omstreeks 1480 als klerk op de stadssecretarie onder meester Arnt van Weilhusen (nr.415). Dit blijkt uit een kanttekening die door meester Arnt in het Bosch' protocol is geplaatst bij een conceptakte daterend van 6 augustus 1484 waarbij Geertruyt vanden Grave aan haar "oom" Wouter Bloyman een erfpacht overdroeg: "Contractus pro Woltero, clerico nostro. Non scribatus de consensu dicti Wolteri". Omstreeks 1487 werd Wouter priester en beneficiant van de St.Jan. Als notaris zijn van hem slechts twee akten uit 1492 en één uit 1493 bewaard. Hij overleed op 2 december 1493. Zijn notariële protocollen werden twee dagen later toegewezen aan heer Henrick vanden Loe (nr.246) die ze in ontvangst nam van zijn erfgenamen. In 1504 gingen Wouters protocollen over in handen van Anthonis Coggen, als notaris werkzaam aan de officialiteit, en heer Claes Hoyberchs (nr.182). 4)
|
Noten | |
1. | Melssen, "Manuaal", 236; GAH, RA 1194, fo.238r (1424/25), RA 1197, fo.14v (3 jan.1426), fo.184r (idem), RA 1206, fo.1r (3 okt.1435), RA 1209, fo.122v (1439), RA 1217, fo.313v (19 april 1447), RA 1222, fo.198r (1 juli 1452), RA 1226, fo.419r (1455), RA 1256, fo.90v (3 aug.1487); GAH, GG 2046 (regest 845) (16 jan.1439), 2461 (regest 1373) (9 juli 1471: Wouters vader Henric draagt een erfcijns over uit een huis in Dinther naast het erf van Chrispinianus Bloyman), 3069 (regest 1025) (26 juli 1448); Bijlage II 14.18, 173.42 (kwitantie d.d. 11 mei 1463). |
2. | GAH, RA 1216, fo.159v-160r (1446), RA 1221, fo.283r (1450/51), RA 1222, fo.198r (1 juli 1452), RA 1225, fo.- (1454/55: onvolledige verwijzing in de index onder het trefwoord ’schutterij’), RA 1229, fo.283r (1459), RA 1231, fo.163r (1460), RA 1238, fo.244v (1469), RA 1248, fo.68v (1479), RA 1253, fo.128r-v (6 aug.1484), RA 1256, fo.90v (3 aug.1487), fo.282v (4 mei 1487), RA 1261, fo.424v (1492), fo.427r-428r (31 jan.1492), RA 1262, fo.144r (1493); Melssen, "Manuaal", 236; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 172; Bijlage II 52.7, 420.16. |
3. | Jacobs, Justitie, 272-275; De Ridder e.a., "Brabanders", 326; Melssen, "Manuaal", 233-236 (vermeldt als meester Henricks moeder: Kateryna, filia unica fily Gerardy Martins Delen dicty de dapper; Hermans, Verzameling, xvii-xviii, 523-546; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 210; OLVB 49, fo.39r; Verreyt, Juten, "Noordbrabantsche zegels II", 181-189; Smits, De grafzerkeb, 82 nr.74. |
4. | GAH, RA 1253, fo.128r-v (6 aug. 1484), RA 1256, fo.90v (1487), RA 1262, fo.107r (1492), fo.227v, fo.330r (1493), RA 1263, fo.292r (1494); Smulders, "Over het schepenprotocol", 164; Bijlage II 55.1, 55.2, 55.3; Tabel 3.2, nr.49, 54; APB, St.Jan II, Obituarium, p.349. |